Wat nu te doen(2)...
Het algemene hoofdkwartier van het leger, dat in 1919 onder leiding van maarschalk Pétain stond, reageerde in 1919 met twee nota's met daarin twee opties:
- De landsgrenzen moeten door een mobiel leger verdedigd worden, dat snel kan reageren op een aanval en zo de oorlog op vijandelijk grondgebied kan verleggen.
- een statische grensverdediging die al in vredestijd moet worden aangelegd. In dit concept zijn de versterkte regio's al zichtbaar, die zich zelfs zouden moeten uitstrekken tot in Belgie (van Spa tot Visé).
Om de discussie over de landsverdediging in goede banen te leiden, publiceerde de minister van oorlog, A. Lefèvre een instructie met daarin een aantal uitgangspunten, die de
basis moesten vormen voor verdere ideeën. De belangrijkste punten waren:
- het idee van de versterkte steden wordt vervangen door de versterkte gebieden.
- er moet een studie komen naar de mogelijke gebieden waar een beslissende veldslag met de vijand kan plaats vinden
In mei 1919 verzocht de oppperste oorlogsraad aan een aantal generaals om studies, gebaseerd op de uitgangspunten van de ministeriële instructie, te verrichten naar de verdediging van de landsgrenzen.
Twee jaar later, in mei 1922, bestudeerde de opperste oorlogsraad de voorstellen. Er bleek een groot meningsverschil te zijn tussen de aanhangers van de "veldslag" en de
voorstanders van de "versterkte gebieden". Het probleem dreigde onoplosbaar te worden, zodat een andere weg werd ingeslagen.
Deze pagina is voor het laatst gewijzigd op dinsdag 20 februari 2024