In 1897 slaagden Franse ingenieurs er als eerste in om veldgeschut van 75mm te voorzien van een goed functionerend terugslagsysteem. Mede door het gebruik van eenheidsmunitie (granaat+afvuurlading) kon de vuursnelheid opgevoerd worden tot ruim 20 schoten/per minuut. In de Eerste Wereldoorlog bewees dit kanon goede diensten, maar het kaliber was te gering. Frankrijk ging over tot de inzet van zwaar geschut.
75mm houwitser kanon model 1929 | ||
Noord-Oost | Alpen | |
aantal in 1940 | 14 | 12 |
type | houwitser-kanon | |
kaliber | 75mm | |
looplengte | 2.721mm | |
schootsbereik(m) | max. 12.000m | |
schiethoek(vertikaal) | -8° tot +40° | |
schiethoek(horizontaal) | 45° | |
vuursnelheid | 20 schoten/min | |
aantal granaten | 6.400 | 2.000 |
Tijdens de bijeenkomsten van de CORF werd gediscussieerd over het kaliber van het geschut voor de lange afstand. Er werd gedacht aan 105 mm of 155mm, maar deze kalibers vereisten ook grote kazematten.
Uiteindelijk werd gekozen voor geschut met een kaliber van 75mm, gebaseerd op het veldkanon model 1897. De loop werd aangepast door het vergroten en en verdiepen van de trekken (spiraalvormige groeven in de loop); constructeurs konden het schootsbereik vergroten door de
75mm houwitserkanon model 1929
In 1929 was er een prototype van een houwitser-kanon beschikbaar. Na de succesvolle proefnemingen werd dit kanon aanvaard als "75mm kanon model 1929 in kazemat".
Het was een snelvuurkanon met een korte terugslag. Het grote nadeel van dit wapen was, dat de loop 1,50m uit het schietgat stak. Ondank de versterkte bolscharnier was het kwetsbaar voor beschietingen. In de Alpen was dit niet zo'n
probleem, omdat de vijand daar niet zo gemakkelijk zware artillerie kon opstellen om het kanon uit te schakelen. In het noordoosten zou de vijand via een omtrekkende beweging de flankerende kazematten kunnen beschieten.
75mm houwitser kanon model 1932 | ||
Noord-Oost | Alpen | |
aantal in 1940 | 21 | 2 |
type | houwitser-kanon | |
kaliber | 75mm | |
looplengte | 2.421mm | |
schootsbereik(m) | max. 12.000m | |
schiethoek(vertikaal) | -8° tot +40° | |
schiethoek(horizontaal) | 45° | |
vuursnelheid | 20 schoten/min | |
aantal granaten | 6.400 | 2.000 |
75mm houwitserkanon model 1932
Dit model werd de opvolger van het model 1929. De loop van dit kanon stak ver uit het schietgat en was daarom kwetsbaar voor vijandelijke artillerie, zeker in het vlakke landschap. Door het verkorten van de loop en het ontwerpen van een nieuwe affuit stak de loop slechts 45cm uit het schietgat. Met twee luiken kon het
schietgat worden afgesloten om de loop te beschermen. Het draaipunt van de loop lag op 50cm vanaf de monding. Dit zorgde ervoor dat bij de vertikale verstelling een grotere afstand door het kulas moest
overbrugd worden. Voor de bedieningsmanschappen was het noodzakelijk om een mobiel platform te installeren. Door het grotere gewicht aan de achterzijde waren twee schokdempers noodzakelijk.
Het kanon werd geïnstalleerd in de flankerende artilleriekazematten, waarvan de schietkamer vergroot moest worden vanwege de grotere affuit.
De eerste serie houwitsers had een Nordenfeld excentrisch schroefkulas; later werden deze houwitsers voorzien van een half-automatisch kulas met een horizontaal blok.
75mm houwitser kanon model 1932R | ||
Noord-Oost | Alpen | |
aantal in 1940 | 9 | -- |
type | houwitser-kanon | |
kaliber | 75mm | |
looplengte | 1.555mm | |
schootsbereik(m) | max. 9.200m | |
schiethoek(vertikaal) | -17° tot +34° | |
schiethoek(horizontaal) | 45° | |
vuursnelheid | 20 schoten/min | |
aantal granaten | 4.000 | -- |