Rondom een blok of kazemat waren vaak dode hoeken, die bij een infanterie-aanval moeilijk te verdedigen waren.Het was ook belangrijk om ook de ingangen van een ouvrage op korte afstand te
kunnen beveiligen.
Tijdens de bouw werd op de hiervoor in aanmerking komende kazematten een koepel voor een granaatwerper geïnstalleerd. Deze zou oorspronkelijk bewapend worden met een 60mm mortier, maar de
ontwerpers slaagden er niet in om een goede konstruktie te maken voor het vuren onder een hoek van 360°. Ook voor zijn vervanger, de 50mm mortier, was in mei 1940 geen afdoende oplossing
gevonden.
Het wapen had moet worden opgesteld op een vertikale kolom met een geïntegreerde munitielift.
Men heeft in mei 1940 deze koepels afgedekt met een staalplaat van 6 cm dik. Er zijn 64 koepels gebouwd.
Elk gevechtsblok van een ouvrage had zijn eigen ventilatie en luchtverversing. Bij een blok met een gevel zit er een opening in de gevel of op een andere plaats waar de verse lucht
werd aangezogen en de vervuilde naar buiten werd geblazen.
In een blok met uitsluitend koepels was dit niet mogelijk. Een dergelijk blok had daarvoor twee speciale koepeltjes, die "champignons" genoemd werden. Ze staan met z'n
tweeën op het dak. Eén koepel dient voor de aanvoer van verse lucht en de andere dient voor de afvoer van vervuilde lucht.