Lucht en in het bijzonder zuurstof is van levensbelang voor mensen. Zeker als er veel mensen op een relatief klein oppervlak en ook nog onder de grond bij elkaar zijn.
Een fort is zo'n ruimte. Je vindt in de Maginotlinie daarom uitgebreide ventilatiesystemen.
Bij het afschieten van kogels en granaten komen een aantal gassen vrij, waaronder het gevaarlijke koolmonoxide (CO). Deze gassen moeten naar buiten kunnen stromen.
In de oude forten trachtte men dit probleem op te lossen door een natuurlijk ventilatie te scheppen. Dit hielp wel enigszins, maar het was niet altijd afdoende.
In de moderne betonnen forten die gebouwd werden rondom en na de vorige eeuwwisseling met de kleine (ondergrondse) ruimten en veel mensen was een mechanische ventilatie van levensbelang.
In de Eerste Wereldoorlog werd gifgas gebruikt. Het was niet alleen gevaarlijk voor de soldaten in het veld, maar het gas kon ook forten binnendringen met alle gevolgen van dien.
Welke oplossingen voor het ventilatieprobleem werden er in de Maginotlinie gebruikt?
In elke abri, kazemat, observatoire, ouvrage werd een mechanische ventilatie aangebracht. De buitenlucht werd door een opening in de wand aangezogen en met ventilatoren verspreid.
Op blokken met een tourelle of alleen maar cloches was een gepantserde luchtin- en -uitlaat aangebracht.
De vervuilde lucht werd afgezogen en naar buiten afgevoerd. Maar wat, als bij een vijandelijke aanval gifgasgranaten werden afgeschoten? Het gas werd dan met de buitenlucht naar binnen gezogen en verspreid met alle gevolgen van dien.
Dit kon voorkomen worden door de aangevoerde lucht eerst door een filter te voeren, waarbij het gas uit lucht werd verwijderd. De gezuiverde lucht kon dan verspreid worden.
Om dit te realiseren waren er filterruimtes in de grote ouvrages met luchtfilters (40 stuks voor ouvrage Fermont bijv.) en aantal luchtfilters (3 à 5) in elk gevechtsblok, abri of kazemat.
Luchtfilters
De luchtfilters zien er uit als een soort ton en hebben een gewicht van 230kg. Binnenin zit actieve koolstof en elementen met heel fijn filterpapier. Ze hadden een capaciteit van
1.000m3 per uur en een levensduur van 48 uur. Daarna moesten ze vervangen worden. Hiervoor had een ouvrage, kazemat of abri een aantal reservefilters.
In 1939 konden deze filters de toen bekende gifgassen filteren. De officier die belast was met de controle op de ventilatie werd "officier Z" genoemd. Hij was o.a verantwoordelijk voor de alarmering in geval
van een gasaanval.
Er konden zich nu twee situaties voordoen: