artilleriebunker | ||
infanteriebunker | ||
observatiebunker | ||
ingangsbunker | ||
De artillerie was afhankelijk van de vuurleiding van de waarnemers in hun koepels. Deze konden zich in de artilleriewerken zelf bevinden en dus verbonden door een galerij met de rest van het werkt.
Als er binnen de perimeter van het artilleriewerk geen geschikte plaats was, werd een observatiebunker op een punt buiten het werk gebouwd; deze was dus niet verbonden. Er waren ook infanteriebunkers met een koepel voor artilleriewaarneming.
Een observatiebunker bestond uit twee of drie verdiepingenen was gebouwd in bouwsterkte III. Op het dak was een koepel met een lichte mitrailleur voor de nabijverdediging.
Op de middelste verdieping bevond zich de artillerie-observatiekoepel, een commandopost, een bureau voor de artilleriewaarnemers, een telefooncentrale, een slaapzaal en de ingang van de bunker die verdedigd werd door een lichte mitrailleur.
Op de benedenverdieping bevonden zich een motorenruimte, een filterkamer, de brandstoftanks, een ruimte voor een radiostation, een slaapzaal voor de rest van de bemanning en een waterput.
Afhankelijk van de situatie bevond het toilet zich op de onderste of op de middelste verdieping.
De bemanning van de bunkers bestond uit een artillerieluitenant als commandant van de observatiepost, 6 onderofficieren en 9 soldaten.