Op 30 september 1927 werd de Commission pour l'Organisation des Régions Fortifiés (CORF) geïnstalleerd met als voorzitter
Generaal Filloneau. Deze commissie voor de inrichting van de Versterkte Gebieden (RF) hield tussen 1927 en 1935 55 vergaderingen; vanaf 1929 tot 1935 vonden er 35 bijeenkomsten plaats.
Op 31 december 1935 werd de CORF ontbonden. Hiermee verdween een belangrijk orgaan dat bijna 8 jaar lang gewerkt had aan een homogene opbouw van de Maginotlinie.
In december 1927 ontving de CORF de werkinstructies van de minister van Defensie, André Maginot. Naar aanleiding van de in december 1927 ontvangen opdrachten presenteerde de CORF in maart 1928 een eerste rapportage aan de minister van Defensie.
Elke RF kent een frontlinie en verder naar achteren een weerstandslinie.
De fronten bestaan uit grote ouvrages die op een afstand van ongveer 6 km van elkaar liggen. Rekening houdend met de schootsafstand van de artillerie moet elk ouvrage gedekt kunnen worden
door vier naburige ouvrages. De opbouw van een ouvrage hangt af van de terreingestelheid.
Tussen de artillerie-ouvrages komen de tussenliggende infanterie-ouvrages om de continuiteit van het infanterievuur te verzekeren.
De CORF had zich aangesloten bij de voorstellen van Pétain om zowel de frontlinie als de weerstandslinie even sterk te maken. Dit leidde tot de volgende urgentie-indeling:
bescherming | kaliber | |||
muur | dak | |||
bescherming 1 | 160mm | 1,75m | 1,50m | |
bescherming 2 | 240mm | 2,25m | 2,00m | |
bescherming 3 | 300mm | 2,75m | 2,50m | |
bescherming 4 | 420mm | 3,50m | 3,50m |
terrein | diepte |
harde rotsbodem | 12m |
zachte kalksteen | 16m |
bescherming 3 | 18-20m |
kiezelbodem | 25-30m |
Elk ouvrage moest aangepast worden aan de terrein- omstandigheden. Dit vereiste een verkenning van het terrein door de CORF, een bouwplan dat door de
minister van oorlog moest worden goedgekeurd en de feitelijke plaatsing van de blokken, die door de Genie werd goegekeurd.
Ook had de CORF de vereiste diktes van het beton vastgesteld. De blokken met bescherming 4 moesten een inslag van een 420mm granaat kunnen weerstaan. De minimale diepte voor de ondergrondse structuur van een ouvrage
was afhankelijk van de bodemgesteldheid.