De ondergrondse kazernes in de Ouvrages
De bezetting of bemanning van een fort moet verblijfsruimten hebben om te kunnen rusten en slapen. Daarnaast is een verzorgende infrastructuur, die kan voorzien in een langdurig verblijf, van levensbelang.
In de forten van Séré de Rivières, gebouwd tussen 1874 en 1890/1914, waren weliswaar kazernes aanwezig, maar niet onder de grond gebouwd. Toen ze gebouwd werden, waren ze bomvrij, dat wil zeggen bestand tegen de granaten uit die tijd. Na de komst van de brisangranaat werden bij modernisaties van een aantal forten
betonnen oorlogskazernes gebouwd, maar ook dat bleek geen afdoende oplossing te zijn. De gebeurtenissen in de Eerste Wereldoorlog, bij o.a. Verdun, maakten duidelijk dat bij een hevig artilleriebombardement
een kazerne al spoedig onleefbaar werd; overal lagen doden, gewonden en de lucht zat vol kruitdampen, rook en stof; de nog levende soldaten zaten te wachten op de volgende granaatinslag. Dit moest anders.
De CORF besloot om een heel andere weg te volgen. De kazernes kwamen nu ondergronds te liggen en bevonden zich meestal ver van de gevechtsblokken; de afstand bedroeg 1.000m tot 2.500m. Zo werd voorkomen dat soldaten die geen dienst hadden betrokken zouden worden bij het gevechtsrumoer.
Ze waren ontworpen om de speciaal opgeleide troepen met specialisten op het gebied van munitie, dieselmotoren, elektriciteit een langdurig ondergronds verblijf op een zo comfortabele manier te verzekeren. Niettemin bleven ze
spartaans van opzet. Ze waren meestal gesitueerd op het punt waar de galerijen van de manschappen- en de munitie-ingang bij elkaar komen. Ze lagen op een bepaalde afstand van de usine en het grote munitiemagazijn.
Er werden door de CORF twee typen voorgesteld:
- een kazerne in de lengte die parallel aan de de galerij van de manschappeningang ligt
- een kazerne die in de hoek gevormd door de twee galerijen ligt
De kazerne is een strak en logisch opgezette verblijfsruimte, die verdeeld is in vier afdelingen:
- A) Dit gedeelte bevatte de kamers voor de soldaten en onder-officieren. De soldatenkamers waren oorspronkelijk ontworpen voor 18 man, maar werden later ingericht voor 24 en daarna 32 man. In feite waren er 2 bedden voor
3 man beschikbaar; een derde deel van de bemanning bevond zich in de gevechtsblokken. De onderofficieren sliepen naar gelang hun rang met vier tot negen man op een kamer.
- B) Het officiersgedeelte was kleiner. Hier was de kamer voor de commandant van het ouvrage en behalve het nodige sanitair ook een eetzaal voor officieren.
- C) Een kleine ziekenboeg (infirmerie) was bedoeld om eerste hulp te verlenen of in noodgevallen een kleine operatie uit te voeren. Naast de behandelkamer was er een verbandkamer, een kamer voor de gewonden en een apotheek.
- D) Hier bevonden zich de keukens voor de manschappen en officieren. De voedselvoorraad moest voldoende zijn voor 45 dagen. In normale tijden vond bevoorrading van buiten plaats en was er voldoende eten beschikbaar. De officieren hadden een aparte eetzaal, terwijl de soldaten in de gevechtsblokken of in de kazerne moesten eten. Hiervoor waren in de gangen van de kazerne
opklaptafels aangebracht; in nissen stonden krukjes.
Drink- en koelwater werd opgepompt uit een put of een bron. Voor de bemanning was 20l water per dag berekend. In de kazerne is een grote metalen tank met 35 tot 60m3. Het koelwater voor de kanonnen werd opgeslagen in tanks in de gevechtsblokken terwijl de motoren in de
usine hun eigen koelwatertanks hadden.
In de ondergrondse kazerne verbleef de bemanning alleen bij alarmsituaties en in oorlogstijd. Het langdurig verblijf was door de hoge luchtvochtigheid en de lage temperatuur niet aangenaam; ook het dag- en nachtritme raakte in de war.
Nog in 1940 was men bezig met het aanbrengen van een klimaatregeling om de luchtvochtigheid en temperatuur te kunnen beheersen.
Keukengedeelte
Manschappengedeelte
Ziekenboeg (infirmerie)
Officierengedeelte
Deze pagina is voor het laatst gewijzigd op zaterdag 17 februari 2024