Op 10 mei 1940 vielen Duitse troepen Nederland, België en Frankrijk binnen. Het Franse 7de Leger onder generaal Giraud rukte op naar het noorden en bereikte Nederland. Een Franse infanterieregiment probeerde de Duitsers in Zeeland
nog tegen te houden, maar na de doorbraak bij Sedan op 13 en 14 mei moest het 7de Leger zich terugtrekken.
Door de onstane bres in het Franse front rukten de Duitse troepen met hun tankdivisies op naar het westen richting Abbeville. De zwak verdedigde sectoren Ardennen, Maubeuge en Escaut waren niet opgewassen tegen de Duitse combinatie van tanks en vliegtuigen. Rondom Maubeuge lagen vier kleine infanterie-ouvrages met een 25mm kanon als zwaarste bewapening. Mitrailleurs waren geen
partij voor de Duitse 88mm kanonnen en na een artilleriebeschieting moest het ene na het andere kleine ouvrage zich overgeven. In de sector Escaut moesten het kleine ouvrage Eth en de nabijgelegen kazemat Jenlain zich op 26 mei overgeven. Na de overgave verlieten niet minder dan 160 man de kazemat Jenlain, dit tot grote verbazing van de Duitse troepen. Het was hen onbekend dat er een ondergrondse verbinding was tussen het ouvrage en de kazemat.
In sector de Maubeuge ging het om de kleine ouvrages La Salmagne (22 mei), le Boussois (22 mei), Bersillies (23 mei) en Les Sarts (23 mei).
Verder naar het oosten speelde zich het drama van het ouvrage La Ferté af.
Duitse infanteriedivisies rukten na de doorbraak bij Sedan naar het oosten op en bereikten op 15 mei het Bruggenhoofd van Montmédy. Bij Villy sur Chiers lag het kleine ouvrage La Ferté dat de grote klap moest opvangen.
Een Duitse divisie had twee dagen nodig om de hardnekkige Franse verdediging in het dorp Villy te breken. Daarna volgde op 18 mei de uiteindelijke aanval op het ouvrage. De beide infanterieblokken werden uitgeschakeld met explosieven en de bemanning vluchtte naar beneden om bescherming te zoeken in de galerij. Doordat de ventilatie was uitgevallen, kon het giftige CO zijn werk doen. De gehele bemanning van 107 man kwam door verstikking om het leven.
Op 15 juni 1940 kwam het bevel om in het kader van de algemene terugtocht van het Franse leger het bruggenhoofd van Montmédy te verlaten, waarbij alle ouvrages en kazematten gesaboteerd werden.
Duitse infanteriedivisies rukken verder op en bereikten op 14 juni de omgeving van het artillerie-ouvrage Fermont. Ook dit werd aangevallen maar met weinig succes. Zie verder voor een uitgebreid verslag.
Ook in de sector Boulay, waar een aantal artillerie-ouvrages Hackenberg,
Michelsberg,
Mont des Welsches, Anzeling) lagen, waren de Duitsers niet erg succesvol.
De artillerie speelde een grote rol in het afslaan van de pogingen om ouvrages te veroveren. De Duitse blufpoker leverde geen resultaat op om het ouvrage Michelsberg tot overgave te dwingen. Een treffer van de Franse artillerie doodde en verwondde een aantal Duitse officieren die de plannen voor een aanval bespraken. Na deze gebeurtenis werden geen nieuwe acties ondernomen.
Na een volkstemming in 1936 was een deel van het Saargebied aan Duitsland toegewezen. De Franse legerleiding had met alle middelen geprobeerd om het Franse gebied te versterken met een oneindige hoeveelheid kleine blockhaus en een aantal kazematten, die bewapend waren met lichte en zware mitrailleurs en 25mm anti-tankkanonnen. Er waren zelfs inundaties voorzien die gevoed konden worden door een aantal meren.
Begin juni 1940 barstten de gevechten in deze sector los. Franse troepen werden gesteund door de Eerste Poolse Grenadiersdivisie, gevormd uit Poolse vrijwilligers woonachtig in Frankrijk en soldaten die uit Polen waren ontsnapt na de nederlaag in 1939.
Ondanks de goede voorbereidingen en een numeriek overwicht aan manschappen en artillerie slaagden de Duitsers er niet in om een doorbraak te forceren.
Op 13 juni viel aan Franse kant het besluit om de sector te ontruimen. Door een ongelukkig toeval (een krijgsgevangen Franse soldaat was in het bezit van orders voor een terugtocht) waren de Duitsers op de hoogte van de Franse operatie en kwam er een doorbraak.
Verder naar het oosten lagen de ouvrages Schoenenbourg,
Four-à-Chaux en Hochwald.
In dit gedeelte probeerden de Duitse troepen uit alle macht een doorbraak te forceren. De zwaarste middelen werden hiervoor ingezet. Schoenenbourg werd beschoten met een 42cm mortier en gebombardeerd door vliegtuigen. De schade was niet enorm en het ouvrage bleef functioneren.
Ook Four-à -Chaux en Hochwald ondergingen luchtbombardementen. De Franse artillerie schoot met de hoogste elevatie granaten met een tijdbuis af, zodat de vliegtuigen op grote hoogte moesten blijven en het luchtbombardement onnauwkeurig werd. Afgezien van enkele treffers op blok 6 van Ouvrage Schoenbourg was er relatief weinig schade.
De wapenstilstand die inging op 25 juni 1940 om 00:35 uur maakte een eind aan de oorlogshandelingen. In de meeste sectoren weigerden de commandanten van de ouvrages in de eerste instantie zich over te geven aan de Duitsers; pas na een bevel van hogerhand konden de Duitsers de ouvrages bezetten en de bemanningen afvoeren naar de krijgsgevangenkampen.