In de Maginotlinie waren verschillende manieren van communicatie tussen ouvrages, kazematten, abri's en het veldleger mogelijk.
Het belangrijkste middel was de telefoon. Er werd een omvangrijk militair telefoonnet aangelegd, dat ook aangesloten was op het civiele net. Er bestonden in die tijd nauwelijks automatische centrales; alle centrales werden met de hand bediend en alle verbindingen werden handmatig gemaakt.
Alle onderdelen van de linie, zoals ouvrages, kazematten, waarnemingsposten, abri's, enz. moesten met elkaar kunnen communiceren. Ook het veldleger kon aanluitingen op het netwerk maken en zo verbonden worden met de omliggende verdedigingswerken.
Als er een aanval plaats vond, moest bijv. een kazemat verbinding kunnen maken met een naburig ouvrage om vuursteun aan te vragen. Een waarnemingspost moest de bewegingen van de vijand en de resultaten van de artilleriebeschieting kunnen doorgeven aan de ouvrages in de directie omgeving.
Kazematten moesten met elkaar kunnen communiceren om in geval van een aanval elkaar te kunnen steunen.
Extern bestond het hoofdnet uit twee parallel lopende kabelverbindingingen; de eerste kabel liep op korte afstand van de hoofdverdedigingslinie en een tweede kabel lag ongeveer 6km achter het front.
Op regelmatige afstanden waren deze kabels met elkaar verbonden door middel van een verbindingskamer. In geval van een storing (kabelbreuk) konden
de verbindingen worden omgeleid. Vanuit de verbindingskamers liepen de ondergrondse kabels naar een volgende kamer, een ouvrage, kazemat, enz. Het veldleger kon telefoonkabels via een verbindingskamer aansluiten op het permanente net, zodat er met ouvrages en kazematten gecommuniceerd kon worden.
De kabels lagen op een diepte van 2m en op een afstand van 300m van een object op een diepte van 3m. Om de kabels te kunnen volgen, werden markeringsstenen geplaatst die de richting van de kabels aangaven.
In een ouvrage kwamen de kabels op diverse plaatsen via een schacht binnen. Bij een kazemat of abri kwam een enkele kabel ondergronds binnen.
Een kazemat had een telefooncentrale met acht lijnen of meer als deze ook een waarnemingsfunctie had. Er stonden telefoons in de schietkamer(s), de GFM cloche en op de onderverdieping.
In een ouvrage was het telefooncircuit veel ingewikkelder. De hoofdcentrale was vooral bestemd voor zowel het interne als het telefoonverkeer naar buiten (naburige ouvrages, kazematten, veldleger en het achterland).
De artillerie beschikte over een eigen centrale, zodat vuurleidingsbevelen snel konden worden doorgegeven. De waarnemingsposten hadden vaak directie verbindingen met de inlichtingendienst en de commandopost van de artillerie.
Infanterie en artillerie beschikten over een eigen netwerk binnen een ouvrage, waarin o.a. zgn. conferentievebindingen mogelijk waren. Dit betekende dat één toestel tegelijkertijd met meerdere toestellen kon spreken.
Er waren nog meer mogelijkheden, maar een bespreking hiervan valt buiten het onderwerp op deze pagina. De telefooncentrale van ouvrage Galgenberg (zie de foto's) telde 96 lijnen; er konden 28 gesprekken tegelijk plaatsvinden.
De radio was ook een belangrijk communicatiemiddel. Ouvrages waren uitgerust met één of meer radiozenders en meerdere ontvangers. Ook waarnemingsposten en kazematten met een waarnemingstaak waren uitgerust met een zender/ontvanger.
Doordat de vijand mee kon luisteren, moesten de boodschappen eerst gecodeerd worden, daarna verzonden en vervolgens weer ontcijferd. Dit kwam de snelheid van communiceren natuurlijk niet ten goede. Het zendbereik was niet groot; dit had te maken met de kooi van Farady die veroorzaakt
werd door de ijzeren bewapening. Het bleef een hulpmiddel voor de korte afstand.
In de ouvrages in de Alpen werd gebruik gemaakt van de optische telegraaf. Door middel van lichtsignalen in Morse konden boodschappen worden overgebracht. Hiertoe was in een gevechtsblok een opening in de muur aangebracht, die zicht had op een naburig ouvrage.
Uitgestuurde verkenningspatrouilles konden voor hun communicatie gebruik maken van lichtkogels. Het aantal en de kleuren had een afgesproken betekenis. De codering verschilde per sector en eventueel per dag.