De aanslag op kroonprins Frans Ferdinand van Oostenrijk en zijn vrouw Sophie in Sarajewo op 28 juni 1914 leidde uiteindelijk tot een vier jaar durende oorlog aan het westfront tussen Frankrijk en Duitsland. Het "von Schlieffenplan", dat uitging van een aanval door België en de omsingeling van Parijs mislukte door een onverwachte manoeuvre van het eerste Duitse leger; de militaire gouverneur van Parijs, generaal (later veldmaarschalk) Gallieni trok snel de conclusie dat dit leger in de flank kon worden aangevallen. De slag aan de Marne, die geleid werd door generaal Joffre, leidde tot de terugtocht van het gehele Duitse leger, waardoor de vaart in opmars wegviel. Na de "race naar de zee" kwam het front tot stilstand.
De hierop volgende loopgravenoorlog, waarin talloze veldslagen afgewisseld werden door relatief stille perioden vond zijn hoogtepunt in de
slag om Verdun (februari tot oktober 1916). Beide partijen verloren honderdduizenden manschappen, maar niemand kon de overwinning claimen. De oorlog sleepte zich voort en een beslissende veldslag liet op zich wachten.
In 1917 braken in het Franse leger zelfs muiterijen uit, die door verstandig optreden van Pétain de kop werden ingedrukt.
De komst van Amerikaanse troepen in 1917 blies het vastgelopen front nieuw leven in. Na een laatste "alles of niets" offensief in juni 1918, dat de Duitse troepen tot dicht bij
Parijs bracht, was de offensieve kracht van het Duitse leger gebroken; op 11 november 1918 om 11:00 uur werd een wapenstilstand van kracht.
Het Duitse leger moest zich terugtrekken op Duits grondgebied.
Frankrijk werd beschouwd als overwinnaar van het conflict en gerekend tot de machtigste militaire natie in de wereld. Het had Elzas-Lotharingen, verloren in de oorlog van 1870-1871, teruggewonnen en een eind gemaakt aan hegemonie van zijn erfvijand. Maar lagen de zaken wel zo eenvoudig of zag de realiteit er anders uit?
In juni 1918 stond het Duitse leger op minder dan 80 km van Parijs; de overwinning lag bijna voor het grijpen. Ondanks de mislukking stortte dit leger niet ineen zoals het Franse in juni 1940 en het Duitse in 1945. Er volgde een ordelijke terugtocht naar het Duitse grondgebied.
De geallieerde blokkade had niet geleid tot de ineenstorting van Duitsland, maar wel was de burgerbevolking er door verzwakt. De industriële capaciteit was onaangetast en ook de infrastructuur was onbeschadigd, dus een economische opbouw kon snel plaatsvinden. In 1914 telde de Duitse bevolking 65 miljoen mensen; de 2 miljoen doden maakten 8,9% van de actieve mannelijke bevolking uit.
Duitsland was allesbehalve verslagen!
De overwinning had Frankrijk veel gekost. In het noorden en noordoosten waren de meeste fabrieken en mijnen vernield, wegen en spoorlijnen onbruikbaar geworden, bouwland en bossen vernield door loopgraven. Steden en dorpen lagen in puin en hele regio's moesten weer helemaal opgebouwd worden. Frankrijk kampte ook met een torenhoog financieél tekort en crediteur Amerika wilde zijn leningen terugbetaald hebben. Hoewel de verliezen minder waren dan de Duitse(1,4 miljoen) maakten ze wel 10% van de mannelijke actieve bevolking uit.
Frankrijk had een kleinere bevolking (40 miljoen in 1914) en de bevolkingsopbouw en het geboortecijfer waren vergeleken met Duitsland ongunstiger. In de loop van de oorlogsjaren had het land een grote voorraad oorlogsmaterieel opgebouwd, die de ontwikkeling en de productie van modern materieel tegenhield. De bestaande forten lagen voor een deel in puin en waren onbruikbaar geworden.
Een vergelijking tussen beide landen valt in het nadeel van Frankrijk uit. Het zou via de diplomatieke weg de compensatie moeten bemachtigen die het door de wapens niet had kunnen winnen.